Klopt het ladingzekering protocol van de verlader wel?
Om de veiligheid van het transport te garanderen kan een zogenaamd “Load Security Protocol” worden samengesteld. Hierin worden alle ladingzekeringseisen, die worden gedekt door Europese normen, vastgelegd. Maar kan een afzender zo’n zekeringsvoorschrift zelf wel goed opstellen? En wat zijn de juridische gevolgen van zo’n protocol? Want wie is er eigenlijk verantwoordelijk voor het juist zekeren van de lading? Onze ladingzekering expert Niels Bouwmeester geeft hierop antwoord in onderstaande blog.
Ladingzekering protocol
Steeds vaker zie ik dat de afzender (verlader) zelf een ladingzekeringsprotocol opstelt. Dit is meestal een summier document wat lang niet altijd de juiste gegevens bevat. In dit document ‘eist’ de verlader wel bepaalde dingen van de vervoerder. Bijvoorbeeld dat de vervoerder gebruik moet maken van een XL voertuig, spanbanden met een STF van 500daN, rongen etc. Omdat een transportondernemer vaak voor meerdere opdrachtgevers werkt, maakt de verlader het met een bepaald eisen pakket wel erg lastig voor de transporteur. Hiernaast zijn deze eisen vaak niet eens nodig om de lading op de juiste manier te zekeren. Wanneer een transporteur goed opgeleid personeel in dienst heeft, kan hij deze eisen snel weerleggen.
Hierbij een voorbeeld van een load securing protocol uit de EN12195-1:2010
Meerdere mogelijkheden voor een juiste ladingzekering
Een XL gekeurd voertuig, rongen en 500 daN spanbanden zijn hulpmiddelen om lading sneller te zekeren. Dit levert de transporteur tijdswinst op. Het wil niet zeggen dat wanneer hij deze middelen niet gebruikt, de lading niet goed gezekerd kan worden. Hij kan dezelfde lading ook zonder een XL voertuig en met spanbanden van350daN zekeren. Er zijn dus meerdere manieren voor een juiste ladingzekering.
Wie is er volgens de wet verantwoordelijk voor het juist zekeren van de lading?
Daarnaast denk ik dat de afzender die zo’n ladingzekerings protocol opstelt, niet op de hoogte is van de juridische gevolgen. De afzender is namelijk wettelijk verplicht het voertuig te laden en te stuwen, tenzij de partijen anders overeenkomen. Een goede training lading zekeren voor de afzenders is dus wel degelijk van groot belang.
Onderstaand wat opgesomde verantwoordelijkheden vanuit de AVC 2002:
Artikel 4 lid 1e
De afzender is verplicht de overeengekomen zaken in of op het voertuig te laden, te stuwen en te doen lossen, tenzij partijen anders overeenkomen of uit de aard van het voorgenomen vervoer, in aanmerking genomen de te vervoeren zaken en het ter beschikking gestelde voertuig, anders voortvloeit.
Artikel 4 lid 4
Eveneens kan de vervoerder de overeenkomst opzeggen, wanneer de belading en/of de stuwing gebrekkig is of wanneer er overbelading is, maar niet nadat de afzender in de gelegenheid is gesteld het gebrek of de overbelading ongedaan te maken. Indien de afzender weigert de gebrekkigheid van de belading en/ of de stuwing of overbelading ongedaan te maken kan de vervoerder de overeenkomst opzeggen dan wel zelf de gebrekkigheid en/of de overbelading ongedaan maken; in beide gevallen is de afzender verplicht de vervoerder een bedrag van € 500 te betalen, tenzij de vervoerder bewijst dat de daardoor geleden schade dit bedrag te boven gaat.
Artikel 9 lid 5
De vervoerder is verplicht de door of namens de afzender verrichte belading, stuwing en eventuele overbelading te controleren indien en voor zover de omstandigheden zulks toelaten. Indien hij van oordeel is dat de belading of stuwing gebrekkig is, is hij verplicht, onverminderd het in artikel 4 lid 4 bepaalde, dit op de vrachtbrief aan te tekenen. Indien hij niet in staat of in de gelegenheid is aan zijn controleplicht te voldoen, kan hij daarvan aantekening maken op de vrachtbrief.
Wat betekent dit voor het zekeren van lading in de praktijk?
De belangrijkste hoofdregel, over wie er verantwoordelijk is voor de ladingzekering, staat in art. 4 lid 1e: de afzender moet laden, stuwen en lossen. Dit verandert wanneer de partijen anders afspreken en dit schriftelijk vastleggen.
Vervolgens komt de tweede hoofdverplichting met betrekking tot belading, stuwing en eventuele overbelading aan bod in art. 9 lid 5. Hierin staat dat de vervoerder (in feite de chauffeur) de belading en de stuwing van de afzender moet controleren. Tevens moet de vervoerder controleren of er geen sprake van overbelading is.
In het kort betekent dit:
De afzender moet stuwen en de vervoerder moet de stuwage controleren. Als de chauffeur de stuwage controleert en hij merkt dat deze gebrekkig is, kan de vervoerder de vervoersovereenkomst opzeggen. Maar hij kan dit alleen doen als hij de afzender in de gelegenheid heeft gesteld het gebrek in de stuwage te herstellen (art. 4 lid 4).
Mocht de afzender weigeren de gebrekkige stuwage te herstellen, dan heeft de vervoerder twee mogelijkheden:
- hij kan de vervoersovereenkomst opzeggen (dat wil zeggen niet gaan rijden)
- hij kan de gebrekkigheid in de stuwage zelf verhelpen.
Bij beiden mogelijkheden mag een vervoerder minstens € 500,- bij de afzender claimen. In de praktijk gebeurt dit denk ik alleen niet. Want werk is werk en een vervoerder wil liever geen discussie met een klant die eenvoudig voor een andere vervoerder kan kiezen.
Een specialistische training lading zekeren kan uitkomst bieden, ook voor verladers!